Over zaden en zaaien

Voorjaar, het is weer tijd om te gaan zaaien! Elke keer vind ik het weer spannend omdat ik het me nauwelijks voor kan stellen dat er uit die vaak onooglijke zaadjes plantjes kunnen komen. En elke keer is het weer een wonder om te zien dat het gewoon gebeurt.

Zaden zijn er in alle soorten en maten, van het nauwelijks zichtbare zaad van orchideeën, tot de wel 30 kg wegende coco de mer of zeekokosnoot, het zaad van een palmboom die voorkomt op de Seychellen. Allemaal hebben ze een zaadhuid, het beschermende buitenste laagje, een kiem, en kiemwit, de eerste voedselvoorraad voor de plant. De kiem, eigenlijk het embryo van de nieuwe plant, bestaat uit een stengeltje met een of meer blaadjes, een worteltje en zaadlobben, de eerste bladeren.

Veel zaden kunnen jarenlang een slapend bestaan leiden om pas onder de juiste omstandigheden te ontkiemen. De meeste zaden hebben daarvoor licht nodig. Bekend is het voorbeeld van de klaprozen die massaal bloeiden op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Door het omwoelen van de grond kwamen de zaden aan het licht en ontkiemden, na misschien wel vijftig jaar in de aarde te hebben gezeten. De papaver is een echte pioniersplant die vaak in grote aantallen voorkomt op plaatsen waar de grond is verstoord.
Om te kunnen kiemen hebben zaden ook vocht, lucht en de juiste temperatuur nodig. De meeste zaden komen in het voorjaar uit als de temperatuur gaat stijgen. Als de grond voldoende vochtig is zuigen ze zich vol met water totdat de zaadhuid scheurt en het zaad kan ontkiemen. Sommige zaden stellen ook nog speciale eisen. Helleborus moet bijvoorbeeld altijd vers gezaaid worden omdat het zaad snel zijn kiemkracht verliest. Het zaad van planten die pas laat in het jaar bloeien, en waarvan het zaad dus pas laat rijpt, moet eerst een koudeperiode doormaken. Slim, want als de zaadjes direct zouden uitkomen, hebben ze weinig kans om de winter te overleven. Anderen hebben juist hitte nodig. In Zuid-Afrika en Australië komen planten voor waarvan de zaden pas ontkiemen na een bosbrand, nadat ze verschroeid zijn door vuur. De meeste zaden zijn zwart of vaalbruin van kleur zodat ze niet opvallen als ze op de aarde terecht komen: de voedselvoorraad in de zaden is ook voedsel voor dieren. Maar sommige zaden zijn juist verstopt in kleurige bessen om vogels te lokken. Deze zaden hebben harde zaadhuiden en kunnen alleen ontkiemen na een verblijf in het spijsverteringskanaal van vogels.
En doordat de zaden ver van de moederplant weer worden uitgepoept, helpen vogels mee met de verspreiding ervan. Het heeft nu eenmaal weinig zin als zaden recht van de moederplant naar beneden vallen en daar ontkiemen. Elke plant heeft zijn eigen methode om te zorgen dat zijn zaad zo ver mogelijk verspreid wordt. Behalve vogels zijn er meer dieren die daar aan meehelpen. Eekhoorns verzamelen noten en eikels. Uit een vergeten wintervoorraad kan zo een nieuwe eik groeien. De zaden van sommige planten hebben een zoet aanhangsel, het mierenbroodje. Rode bosmieren zijn er gek op en hebben zo geholpen bij de verspreiding van stinzenplanten als het sneeuwklokje, die massaal voorkomen bij oude landgoederen. Sommige zaden, zoals kleefkruid, hebben weerhaakjes die aan de vacht van langslopende dieren blijven plakken. Of aan de kleding van mensen.

Veel planten maken gebruik van de wind. Het zaad van orichideeën is zo licht dat het vanzelf wegzweeft. Andere planten hebben zaad met pluizen, zoals de paardenbloem. Elk zaadje heeft zijn eigen parachuutje. Iedereen kent ook de gevleugelde vruchtjes van de esdoorn die in het najaar uit de bomen dwarrelen.
Reuzenbalsemienen hebben zaaddozen die openspringen en het zaad ver weg slingeren. Zaden van waterplanten zijn oliehoudend of hebben een met lucht gevulde ruimte waardoor ze blijven drijven. Watervogels kunnen ook zaden meenemen met de modder aan hun poten. Wij mensen helpen ook onbewust mee met de verspreiding van zaden. Het blijft aan onze schoenen en autobanden kleven. En dankzij het internationale treinverkeer heeft zich langs onze spoorwegen een heel aparte flora ontwikkeld. Een typische spoorplant is het bezemkruiskruid, dat zich met behulp van boot en trein vanuit Zuid-Afrika hier heeft weten te vestigen.

En nu aan de slag! Zelf planten opkweken uit zaad is niet moeilijk, maar er zijn wel een aantal dingen waar je op moet letten. Het is belangrijk om altijd speciale zaaigrond te gebruiken. Die is vrij van ziektekiemen en onkruidzaad en houdt vocht goed vast. De potten waar in gezaaid wordt moeten ook goed schoon zijn. Vul de potten met aarde, strijk de aarde glad en druk heel licht aan, en geef water. Vervolgens het zaad verdelen over de potten. Heel fijn zaad wordt nauwelijks afgedekt, groter zaad met een dun laagje aarde, niet meer dan de dikte van het zaad. Grotere zaden met een harde zaadhuid, zoals van Lathyrus, kunnen eerst worden voorgeweekt in lauw water. De grote platte zaden van courgette kun je het beste op hun kant leggen, anders blijft er water op liggen en rotten ze weg. Dek de potten af met plastic, zodat de atmosfeer vochtig blijft, maar zorg wel dat er verse lucht bij kan komen. Zet de potten op een warm en licht plekje en houd het zaaisel vochtig, maar niet kletsnat, met een plantenspuit. Als de plantjes uit zijn gekomen kunnen ze wat koeler worden gezet, maar houd ze wel goed in het licht. Meestal moeten de plantjes uitgedund worden om te zorgen dat de rest de ruimte heeft om zich goed te ontwikkelen. Trek ze voorzichtig met een pincet weg of knip ze af. Als ze wat groter zijn kunnen ze verspeend worden in grotere potten met goede potgrond, waar wat meer voeding in zit dan in de zaaigrond. Vervolgens de planten afharden, ze langzaam laten wennen aan de buitenlucht, en dan zijn ze klaar voor een leven in de tuin.