Klokjes

Campanula Persicifolia (foto Felix Gertz via Wikimedia)

Het is net onkruid, zoals de kruipende blauwe klokjes zich uitzaaien op de onmogelijkste plekjes. Zijn grotere en deftigere familieleden komen we veel minder vaak tegen in tuinen. Misschien worden ze ouderwets gevonden? Dat zou jammer zijn, want het zijn prachtige planten en voor elke plek in de tuin is wel een passend klokje te vinden. Tijd voor een hernieuwde kennismaking met de Campanula, het klokje.

Campanula’s komen voor op het hele noordelijke halfrond, maar de meeste vind je in het Middellandse Zeegebied, de Balkan en de Kaukasus. Er zijn meer dan 300 soorten, van minuscule rotsplantjes tot wel anderhalve meter hoge reuzen. Over het algemeen zijn het vaste planten maar er zijn ook een paar één- en tweejarigen. Sommige hebben zon nodig, andere kunnen ook goed in halfschaduw of zelfs schaduw. De meeste klokjes zijn paarsblauw of lila, in allerlei kleurnuances, maar wit en roze komen ook voor.

Een aantal klokjes is inheems in Nederland en kun je heel soms nog in het wild vinden, zoals het grasklokje, het ruig klokje, het weideklokje en het akkerklokje. Op vruchtbare tuingrond kunnen deze soorten erg gaan woekeren. Bijzonder is het rapunzelklokje. In de Middeleeuwen werd deze tweejarige plant gekweekt als groente. De plant maakt lange wortels die aan het eind van het eerste groeiseizoen worden geoogst. Ze smaken een beetje naar radijs, maar zijn wat zoeter en zachter. Ook de bladeren en bloemen zijn eetbaar. Af en toe kom je hem tegen als een van de ‘vergeten groentes’.

Alle klokjes trekken bijen, zweefvliegen en vlinders aan. De grote en kleine klokjesbij en de klokjesdikpoot, hun namen zeggen het al, vliegen zelfs alleen maar op Campanula’s. Omdat klokjes in de natuur nauwelijks meer voorkomen, zijn ze voor hun voortbestaan grotendeels afhankelijk geworden van onze tuinen. Het zijn slanke zwarte bijtjes die nestelen in holle stengels en gaten in dood hout. Soms vind je een mannetje slapend in een bloem. De mannen komen in het voorjaar als eersten tevoorschijn en wachten dan in de buurt van hun voedsel, de klokjes, op de vrouwen.

Campanula’s zijn ook uitstekende snijbloemen, maar het is vooral het tweejarige Mariëtteklokje dat je kunt kopen bij de bloemist. De grote paarse, roze of witte klokken met geschulpte rand blijven lang mooi op de vaas.

Wat zijn geschikte soorten voor de tuin? Ook al is het net onkruid, de kruipende klokjes, C. portenschlagiana en poscharskyana, zijn prima bodembedekkers, ook voor moeilijke schaduwplekjes. Met hun lange slierten kunnen ze sierlijk over muurtjes hangen en er zelfs tegen opkruipen. Ze bloeien lang en blijven groen in de winter. Na de bloei zijn het sloddervossen, maar je kunt de uitgebloeide stengels heel makkelijk lostrekken en dan houd je weer een keurig polletje over dat later in het jaar opnieuw zal gaan bloeien. Campanula persicifolia, het perzikbladklokje, heeft zo’n 90 cm lange slanke stengels met rondom openstaande blauwe of witte klokjes. In de winter blijft een groen bladrozet zichtbaar. Ze groeien in zon en schaduw. Het is geen plant voor nette tuiniers want ze kunnen zich nogal uitzaaien. Omdat ze zo weinig ruimte innemen geeft dat een speels en natuurlijk effect aan de border.

Een van de mooiste vind ik Campanula lactiflora, het celtisbladklokje. Dit is een hoge Campanula waar je wel wat ruimte voor nodig hebt. Hij bloeit met grote losse pluimen vol klokjes. Door eind mei de helft van de stengels een stuk terug te knippen kun je de bloei verlengen en de plant wat steviger maken.