Phloxen

Phlox Paniculata 'Blue Paradise'

Het is hoog tijd om het eens over de Phlox te hebben, want “Das Leben ohne Phlox ist ein Irrtum”. Dit, in plantenkringen, vaak aangehaalde citaat is afkomstig van Karl Foerster, een vaste-plantenkweker en schrijver uit de buurt van Potsdam. Vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw bracht hij veel nieuwe Phloxen op de markt.

Phloxen hebben lange tijd een slechte reputatie gehad. Ze werden ouderwets gevonden, omdat het traditioneel een plant was van boerentuinen, waarin ze in grote groepen bij elkaar stonden. Bovendien zaten ze vaak onder de meeldauw, of de stengels verdroogden door watergebrek of stengelaaltjes. Karl Foerster kweekte soorten die minder gevoelig waren voor meeldauw: hij wilde geen “Müllerbürschen”, molenaarsknechtjes, in de tuin. De zoektocht naar sterke en gezonde planten wordt nog steeds voortgezet door hedendaagse kwekers. Tegenwoordig worden de verbeterde Phloxen weer veel gebruikt in kleinere groepen, in subtiele combinaties met andere planten zoals Echinacea, Salvia nemorosa, Monarda, Verbena, Veronicastrum en siergrassen.

Er zijn ongeveer zestig verschillende soorten, allemaal oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika. Een enkele is eenjarig, maar de meeste zijn winterharde vaste planten, variërend in hoogte van tien centimeter tot meer dan anderhalve meter. De naam komt van het Griekse ‘phlox’, vlam, waarschijnlijk naar de felrode kleur van een van de oorspronkelijke soorten. De Nederlandse naam is dan ook ‘vlambloem’. Ook wordt hij wel gewoon ‘flox’ genoemd, of ‘herfstsering’.

De floxen die we het meeste zien in de tuin zijn cultivars van Phlox paniculata. Paniculata betekent ‘pluimvormig’. De kleine bloemetjes, vaak met een donkerder hartje, zitten in dichte pluimen bij elkaar. De kleuren zijn wit, roze, rood en lilablauw in vele nuances. Bijzonder is dat de kleur van de blauwe vlambloemen veranderd met het licht. Overdag zijn ze lilapaars, maar met koel weer en in de avond zijn ze intens blauw. Deze soorten hebben een plekje in de halfschaduw nodig, anders worden de kleuren te flets. Roze en witte floxen kunnen ook in de zon, als ze voldoende vocht krijgen. Dus een niet te droge humusrijke grond en jaarlijks vertroetelen met compost en organische mest. Eventueel kunnen in juni de stengels worden getopt. Dan bloeien ze wat later en blijven wat steviger.

Phloxen bloeien van juni tot in oktober. Ze hebben een aparte geur, trekken bijen en vlinders aan en zijn prima snijbloemen.
Phlox paniculata, de oervorm, is een prachtige plant van anderhalve meter hoog, met grote pluimen vol kleine lila bloemetjes. Gelukkig zijn er een hoop cultivars die lager blijven en beter toepasbaar zijn in een kleine tuin. De meest blauwe is ‘Blue Paradise’. Een sterke witte is ‘David’ en ‘Miss Pepper’ is mooi roze met een donker oogje.

Tot slot nog een paar lage soorten. Phlox divaricata is een laag kruipend plantje voor een koel en vochtig plekje. Het bloeit al in april met heerlijke geurende lila bloemetjes. Phlox subulata is een van de kleinste en een van de weinige wintergroene soorten. Hij vormt kussentjes van priemvormige blaadjes, die in de bloeitijd overdekt zijn met bloemetjes. Deze plant is juist geschikt voor warme en droge plekjes, om over muren te laten groeien of in bloembakken.

Zitten er in september of oktober nog gaten zitten in de border, vul ze dan op met een paar floxen. Volgend jaar maakt u al vast één vergissing minder, u heeft een leven met Phlox!